Wettelijke samenwoners, viert feest! En beslis vervolgens toch maar om alsnog te huwen.
| Sven Eggermont
In het proefschrift dat ik 9 jaar geleden verdedigde (https://www.larcier-intersentia.com/nl/tweerelaties-9789400007482.html), kwam onder meer aan bod hoe ondermaats de bescherming en de solidariteit is die wettelijk samenwonende partners genieten. Daarin werden ook de overwegingen achter (de verdediging van) het beleid van de overheid geanalyseerd en de beoordeling daarvan door het Grondwettelijk Hof en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Dat alles werd geëvalueerd in het licht van de sociale werkelijkheid zoals die bleek uit sociaalwetenschappelijk onderzoek. Mijn besluit was dat de wetgeving niet consistent is en dat hetzelfde geldt voor de overwegingen die aan die wetgeving ten grondslag liggen. Wetgevend ingrepen was vereist.
Op basis van haar doctoraatsonderzoek kwam ook Lynn De Schrijver tot het besluit dat de wettelijke regeling omtrent de wettelijke samenwoning onvolkomen is en dat er nood is aan een doorgedreven versterking van de wettelijke samenwoning als substantiële alternatieve samenlevingsvorm, met vergroting van de geboden rechtsbescherming (https://shop.wolterskluwer.be/nl_be/Evaluatie-en-toekomstperspectieven-van-de-wettelijke-samenwoning-sBPDOCSAM/).
Het statuut en de (magere) rechtsbescherming van de wettelijke samenwoning zijn tot op vandaag omzeggens ongewijzigd gebleven en de oproepen aan de wetgever blijven actueel.
Toch is er vandaag een reden om te vieren, want er is weer een kleine, maar voor de wettelijke samenwoners erg belangrijke stap vooruit gezet. Dat gebeurde jammer genoeg niet op initiatief van de wetgever, maar dankzij een procedure voor het Grondwettelijk Hof (waarin de Ministerraad zich nog verweerde tegen de vaststelling van de discriminatie…). Meer bepaald oordeelde het Hof in een arrest van 20 juni 2024 dat het strijdig is met de Grondwet dat wettelijk samenwonende partners die samen eigenaar zijn van de gezinswoning na de beëindiging van hun relatie niet de preferentiële toewijzing daarvan kunnen vragen, terwijl die mogelijkheid voor echtgenoten wel bestaat.
Het Hof oordeelt onder meer: “Zowel na de beëindiging van een wettelijke samenwoning als na die van een huwelijk is het noodzakelijk een minimum aan solidariteit en goede trouw tussen de ex-partners te waarborgen door beide of een van beide ex-partners de mogelijkheid te bieden om de plaats van de vroegere levensgemeenschap te vrijwaren door te verzoeken om de preferentiële toewijzing van de gezinswoning, verzoek dat moet worden beoordeeld rekening houdend met de belangen van elk van de ex-partners. Tevens dient zowel na de beëindiging van een wettelijke samenwoning als na die van een huwelijk op dezelfde wijze te worden gewaakt over de belangen van de minderjarige kinderen” .
Vanaf vandaag kunnen dus ook gewezen wettelijk samenwonende partners vragen om de gewezen gezinswoning over te nemen en kan die overname door de éne eigenaar worden toegekend, zelfs wanneer de andere eigenaar zich daartegen verzet, vaak in weerwil van de belangen van de partner die de woning wil behouden en, erger nog, van de kinderen.
De volgende stap is nu datzelfde recht toe te kennen aan (gewezen) feitelijke partners. Die kopen nl. ook woningen samen, om er een gezinswoning van te maken, erin te wonen met hun kinderen enz.
Sven Eggermont