Hof Bergen: Casman-clausule is geen fiscaal misbruik
| Nicolas Geelhand de Merxem
Bergen 22 januari 2021
Het Hof van beroep te Bergen heeft in een arrest van 22 januari 2021 een vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg Henegouwen, afdeling Bergen van 25 juni 2019, bevestigd. In deze zaak hadden twee in gemeenschap gehuwde echtgenoten hun stelsel bij akten wijziging huwelijksstelsel van 13 mei 2013 en 19 februari 2014 aangevuld met een Casman-clausule. De man is overleden op 18 november 2016, nalatende een echtgenote en drie kinderen. De fiscale administratie heeft art. 5 W.Succ. toegepast, zonder rekening te houden met de last aan de langstlevende echtgenote opgelegd om bij haar overlijden een som gelijk aan de netto-waarde van de helft van het gemeenschappelijk vermogen aan de erfgenamen van haar man te betalen. Hiervoor werd verwezen naar het algemeen fiscaal anti-misbruikbeginsel.
De Rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van fiscaal misbruik (zie nieuwsbericht op onze website van 5 juli 2019).
De fiscale administratie ging in beroep.
Het Hof bevestigt het vonnis a quo.
Een greep uit de argumenten van het Hof, vrij vertaald:
- Over de niet-toepassing van art. 5 W. Succ.
- De vordering voor rekening van de nalatenschap is niet kunstmatig (“factice”, “artificiel”) door het enkele feit dat zij pas opeisbaar wordt op de dag van het overlijden van de schuldenaar en dat zij op die dag tenietgaat door vermenging;
- De schuld bestaat tijdens het leven van de langstlevende-schuldenaar en heeft als doel een evenwicht te realiseren tussen de belangen van de langstlevende echtgenoot (die de schuld niet tijdens zijn leven moet betalen) en die van de erfgenamen van de eerstoverledene (die de garantie krijgen dat zij bij het overlijden van de langstlevende hun deel in de nalatenschap van de eerstoverledene zullen bekomen);
- De schuld was immers ook tijdens het leven van de langstlevende opeisbaar in bepaalde gevallen en in andere gevallen konden de erfgenamen een zekerheid vragen;
- Uit art. 33 W.Succ. volgt dat het bestaan van schulden die door vermenging tenietgaan door het overlijden van de erflater, niet belet dat het om echte schulden gaat;
- Vermits de vordering van de erfgenamen niet kunstmatig is maar reëel, heeft de langstlevende niets meer gekregen dan de helft van het gemeenschappelijk vermogen en is art. 5 W.Succ niet van toepassing (in casu was er ook een marktconforme intrest bedongen).
- Over de niet-toepassing van het algemeen fiscaal anti-misbruikbeginsel
- Art. 5 W.Succ. is een specifieke anti-misbruik bepaling, net zoals de art. 3-14 W.Succ. en de toebedeling van meer dan de helft van het gemeenschappelijk vermogen aan de langstlevende is een fiscaal misbruik; vermits de langstlevende niet meer heeft verkregen dan de helft van het gemeenschappelijk vermogen is er geen fiscaal misbruik;
- Het Hof citeert Ph. DE PAGE en V.-A. de BRAUWERE die van oordeel zijn dat indien een specifieke anti-misbruik bepaling niet van toepassing is (bij gebrek aan vervulling van alle toepassingsvoorwaarden), het algemeen fiscaal anti-misbruikbeginsel niet kan toegepast worden; de art. 3-14 W.Succ. dienen restrictief te worden geïnterpreteerd en wanneer zij niet van toepassing zijn, is het niet mogelijk om het algemeen fiscaal anti-misbruik beginsel alsnog toe te passen;
- Ten overvloede stelt het Hof dat de fiscale administratie niet bewijst dat de clausule in casu in strijd is met de doelstellingen van art. 5 W.Succ.; dit is immers het eerste wat de fiscale administratie moet aantonen; die doelstellingen, zoals blijkt uit de parlementaire voorbereiding, houden in dat het gedeelte boven de helft van het gemeenschappelijk vermogen zou worden belast om te vermijden dat deze verkrijging zou ontsnappen aan de toepassing van de art. 1-2 W.Succ.; vermits de schuldvordering in de nalatenschap (juist wel) belastbaar is op grond van deze bepalingen, is er geen strijdigheid met de doelstellingen van art. 5 W.Succ.;
- Bovendien ware er ook niet-fiscale motieven (juist evenwicht tussen de belangen van de langstlevende echtgenoot en die van de andere erfgenamen);
- Er bestaat (in het raam van een Casman-clausule) geen beding ten behoeve van een derde, vermits de echtgenoten voor zichzelf hebben gecontracteerd; art. 8 W.Succ. is derhalve niet van toepassing;
- “de manière plus générale, l’insertion d’une disposition anti-abus général dans notre arsenal juridique est de nature à engendrer une certaine insécurité juridique, notamment au regard, d’une part, de la position administrative qui, dans sa circulaire n° 5/2013 du 10 avril 2013, n’a pas fait figurer la clause CASMAN dans la liste noire des opérations juridiques constitutives d’un abus fiscal, et, d’autre part de la position de la fédération des notaires et de la doctrine majoritaire estimant également que l’insertion d’une telle clause dans une convention matrimoniale ne pouvait être considérée comme un abus fiscal“.
Nicolas Geelhand de Merxem