De fiscale regularisatie door erfgenamen - Standpunt VLABEL nr. 21055, publicatie op 1 oktober 2021
| Ayfer Aydogan
Kapitalen of inkomsten van belastingplichtigen die in het verleden niet hun normale belastingregime hebben ondergaan, kunnen vrijwillig worden aangegeven bij het Contactpunt Regularisaties. Na betaling van een som, de regularisatieheffing, levert het Contactpunt dan in principe een regularisatieattest af. Zo vermijdt de belastingplichtige een eventuele strafrechtelijke vervolging voor fiscale misdrijven of enige vorm van aanvullende belastingen.
Dit -federale- systeem van fiscale regularisaties geldt (voorlopig) tot 31 december 2023.
Het belangrijkste gevolg van een fiscale regularisatie is ongetwijfeld dat de belastingplichtige een zuivere fiscale toestand bereikt en geen risico loopt op strafvervolging voor witwassen wanneer het geregulariseerde vermogen verder wordt aangewend. Men geraakt als het ware verlost van het duistere verleden en dat is noodzakelijk om het vermogen terug in het economische verkeer te kunnen brengen. De regularisatie biedt met andere woorden de sleutel tot de vrije aanwending van het vermogen. Zolang de regularisatie niet is gebeurd, blijft de belastingplichtige beperkt in zijn mogelijkheden.
Net omdat het vermogen (vóór regularisatie) zelf gecontamineerd is, wijzigt de situatie niet bij het overlijden van de belastingplichtige. Zijn erfgenamen erven het vermogen zoals het is op het ogenblik van het overlijden en belanden in dezelfde situatie. Om van deze ‘erfzonde’ af te geraken, kan een erfgenaam wel zelf de regularisatieprocedure aanvatten.
De vraag is dan welke impact de regularisatieheffing heeft op de berekening van de erfbelasting in hoofde van de erfgenaam. Wordt die erfbelasting berekend op de waarde van het geërfde vermogen of op de waarde van het geërfde vermogen verminderd met de regularisatieheffing?
Tot voor kort nam de Vlaamse Belastingdienst (in navolging van het standpunt van de federale administratie) aan dat de regularisatieheffing een passief van de nalatenschap is. Bijgevolg kon de regularisatieheffing in mindering worden gebracht van de activa van de overledene en werd de erfbelasting berekend op een lagere belastbare grondslag (erft men bijvoorbeeld een vermogen van 100.000 EUR en bedraagt de regularisatieheffing 40.000 EUR, dan zal er erfbelasting worden berekend op 60.000 EUR).
Onder impuls van een arrest van het Hof van Beroep te Gent (23 maart 2021, 2019/AR/556) heeft de Vlaamse Belastingdienst die benadering gewijzigd. De regularisatieheffing wordt niet langer als passief van de nalatenschap beschouwd omdat deze een autonome heffing sui generis zou zijn en niet gelijk te stellen is met de onderliggende geregulariseerde belasting. Uit het vrijwillig karakter van de regularisatie wordt afgeleid dat er slechts een passief ontstaat op de dag dat de regularisatieheffing wordt betaald. De Vlaamse Belastingdienst besluit dat de schuld niet tot de nalatenschap kan worden gerekend en dus geen aftrekbaar passief is bij de berekening van de erfbelasting in hoofde van de erfgenaam die de regularisatieheffing betaalt (in het voorbeeld hiervoor zal dus erfbelasting worden berekend op 100.000 EUR).
Er zijn twee bedenkingen te maken bij deze benadering.
Beleidsmatig kan men zich afvragen of een en ander wel opportuun is. Van overheidswege heeft men steeds regularisaties willen aanmoedigen. Erfgenamen die deze verantwoordelijkheid opnemen omdat de overledene dit niet heeft gedaan, zullen echter erfbelasting moeten betalen alsof de regularisatie niet is gebeurd. De fiscale gevolgen van een regularisatie zijn voor de erfgenamen dus zwaarder dan wanneer de regularisatie door hun rechtsvoorganger zou zijn gebeurd.
Daarnaast rijst de vraag of de verwerping van de regularisatieheffing als aftrekbaar passief niet dwingt tot een gecorrigeerde waarde van het nalatenschapsactief. Men kan immers bezwaarlijk beweren dat het vermogen van de erflater dat niet het juiste belastingregime heeft ondergaan precies dezelfde waarde heeft als in de situatie dat het vermogen dat wel zou hebben ondergaan. Dat vermogen is als het ware behept met een gebrek dat onmiskenbaar de intrinsieke waarde ervan negatief beïnvloedt (in het voorbeeld hiervoor is de waarde van het actief dus niet 100.000 EUR, maar moet rekening worden gehouden met de latentie van de regularisatieheffing).
Men kan perfect de vergelijking maken met een geërfde woning die een structureel gebrek vertoont waardoor de verkoopwaarde ervan lager is dan indien dat gebrek er niet zou zijn.
O.i. moeten erfgenamen die het vermogen van de overledene wensen te regulariseren al bij de indiening van de aangifte de nodige aandacht besteden aan de gevolgen van de regularisatie voor de heffing van de erfbelasting.
Ayfer Aydogan
Thomas Xhoffer (student master rechten UAntwerpen)