De aangifte nalatenschap, de doe-het-zelver en de materiële vergissing
| Nicolas Geelhand de Merxem
Op 20 maart 2025 velde de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, een vonnis in een zaak waarin kinderen van hun overleden vader-langstlevende ouder zonder juridische bijstand een aangifte nalatenschap hadden ingediend en daarbij de ouderlijke woning voor de totaliteit in plaats van voor de helft hadden aangegeven. De Rechtbank besloot dat er sprake is van een materiële vergissing en dat de overmatige erfbelasting door Vlabel diende terugbetaald te worden, vermeerderd met moratoriumintresten.
A. De feiten
Wat was er precies gebeurd? In 2000 overlijdt een onder het wettelijk stelsel gehuwde vrouw. Conform de wet wordt het gemeenschappelijk vermogen bij helften verdeeld. De nalatenschap bevat de helft van het gemeenschappelijk vermogen dat, bij gebrek aan uiterste wilsbeschikking, voor het vruchtgebruik aan de langstlevende echtgenoot toekomt en voor de blote eigendom aan de drie kinderen. Het gemeenschappelijk vermogen bevat de gezinswoning die derhalve in de rubriek “Gemeenschap – actief – onroerend goed” wordt aangegeven en voor de helft wordt belast in de erfbelasting.
Op 22 maart 2020 overlijdt de langstlevende echtgenoot. De kinderen vullen zonder juridische bijstand het aangifteformulier in de erfbelasting in. Blijkbaar nemen zij het aangifteformulier in de nalatenschap van hun moeder als voorbeeld, en de ouderlijke woning wordt voor de totaliteit als onroerend actief van het gemeenschappelijk vermogen aangegeven (in de rubriek “gemeenschappelijk vermogen”) en dit voor de totale waarde ervan. Met betrekking tot het aandeel in het onroerend goed wordt de verhouding “1/1” opgegeven in plaats van “1/2”. De gezamenlijke aangifte wordt op 21 augustus 2020 ingediend. Op 20 november 2020 wordt de aanslag gevestigd. De ouderlijke woning wordt voor de totaliteit belast door Vlabel.
Na het overlijden gaat Vlabel over tot een herschatting van het onroerend goed, op grond waarvan de in de aangifte vermelde waarde van het onroerend goed correct wordt bevonden. Naar aanleiding daarvan raadplegen de kinderen een notaris. De notaris maakt hen attent op het feit dat de woning slechts voor de helft moest worden aangegeven in plaats van voor de totaliteit, dat de aangifte van nalatenschap dus foutief was en dat er dus teveel erfbelasting is betaald.
Vervolgens wordt een verzoek tot ambtshalve ontheffing ingediend (de termijn om bezwaar in te dienen was verstreken) om reden van materiële vergissing. Vlabel kent de ontheffing niet toe. De kinderen dienen een verzoekschrift bij de bevoegde Rechtbank in en die stelt hen in het gelijk. Er is wel degelijk sprake van een materiële vergissing.
B. De misstappen
Het is niet de bedoeling in te gaan op de vraag wat een “materiële vergissing” in de zin van art. 3.6.0.0.1 VCF is. Dat is een juridische discussie. De man/vrouw in de straat zonder juridische kennis zal echter volmondig beamen dat er in casu duidelijk sprake is van een ”vergissing” en dat het niet kan (dat het niet billijk is) dat de kinderen erfbelasting moeten betalen op de totale waarde van het onroerend goed.
De vraag die bij dit verhaal rijst, is hoe het zover is kunnen komen. Wat ging er in werkelijkheid fout? En kon het niet anders?
- Geen successieplanning
Het oorspronkelijke gemeenschappelijk vermogen bevatte een woning met een waarde van (in 2020) 325.000 euro. Niet duidelijk is hoeveel roerende goederen van die gemeenschap bij het overlijden van de moeder waard waren.
Er werd blijkbaar niet overgegaan tot een (fiscale) successieplanning. Het wettelijk stelsel werd niet gewijzigd en er werd geen testament opgemaakt. Voor dergelijke vermogens vindt men dat doorgaans niet echt nodig. Een notaris raadplegen daarvoor kost ook geld. Wat hadden de echtgenoten kunnen doen? Een keuzebeding toevoegen aan hun wettelijk huwelijksvermogensstelsel en een klein testament opmaken waarin de langstlevende echtgenoot tot algemene legataris wordt aangesteld. De langstlevende echtgenoot had dan voor alle roerende goederen kunnen kiezen en de gezinswoning zou aan de nalatenschap van zijn vooroverleden echtgenote kunnen worden toebedeeld. De langstlevende echtgenoot zou op grond van het keuzebeding en het testament volle eigenaar geworden zijn van alle goederen van het gemeenschappelijk vermogen. In de veronderstelling dat de waarde van de roerende goederen de waarde van de gezinswoning niet overtrof, zou er geen erfbelasting verschuldigd zijn. Weliswaar zou er later, bij het overlijden van de vader, erfbelasting verschuldigd zijn over de totaliteit van de ouderlijke woning (en van de resterende roerende goederen). Dat kon echter vermeden worden door in het testament van de eerstoverledene een fideicommissum de residuo voor de helft van de gezinswoning in het voordeel van de kinderen op te nemen. Bij gebrek daaraan kon de ouderlijke woning door de langstlevende aan de kinderen geschonken worden met voorbehoud van vruchtgebruik, en dit aan het tarief van 3%. Dat de langstlevende daarbij de volledige controle over de ouderlijke woning zou verliezen, is geen argument. Zonder planning ging die controle immers ook verloren. Wellicht zijn er ook kleinkinderen die niet belast worden op de eerste 12.500 euro…
- Het overlijden van de moeder
Na het overlijden van de moeder wordt blijkbaar niet tot een verdeling overgegaan, noch wat het onroerend goed betreft, noch, naar alle waarschijnlijkheid, wat de roerende goederen betreft. Alle roerende goederen (bv. banktegoeden) zijn naar alle waarschijnlijkheid op naam van vader gezet, zodat hij er vrij over kon beschikken. Dat is het id quod plerumque fit.
Andermaal wordt geen (fiscale) successieplanning doorgevoerd. Dat was niet nodig en zou geld kosten.
- Het overlijden van de vader
Zoals gezegd gaat het na het overlijden van de vader volledig fout. De kinderen dienen zelf de aangifte nalatenschap in “zonder juridische bijstand”. Er wordt geen notaris of andere professioneel geraadpleegd.
Een eerste misstap is dat de aangifte te laat wordt ingediend. De vader overleed op 22 maart 2020 en de aangifte werd pas op 31 augustus 2020 ingediend, dus buiten de wettelijke termijn van vier maanden. Niet duidelijk is of er een verlenging (van twee maanden) werd aangevraagd. Wellicht niet. Hoe dan ook, zonder verlenging was een belastingverhoging van 5% verschuldigd, met verlenging een belastingverhoging van 1%.
De tweede vergissing is dat de goederen in het bezit van de vader in het gemeenschappelijk vermogen worden aangegeven (in de rubriek “gemeenschappelijk vermogen”). Dit geldt wellicht niet alleen voor de ouderlijke woning, maar ook voor de roerende goederen (banktegoeden). Zowel dat onroerend goed als die banktegoeden werden reeds voor de helft aangegeven en belast bij het overlijden van de moeder (aangenomen dat moeder geen eigen vermogen bezat). Door het overlijden van de vader doofde het vruchtgebruik uit en diende slechts de helft van die goederen in zijn nalatenschap te worden aangegeven. Voor de gezinswoning stelde dit geen (juridisch en praktisch) probleem. Voor de roerende goederen (banktegoeden) was dat minder evident gelet op het tijdsverloop tussen het overlijden van moeder (2000) en het overlijden van vader (2020). Naar alle waarschijnlijk waren die tegoeden in 2020 niet meer individualiseerbaar en moesten ze voor de totaliteit in de aangifte van vader aangegeven worden. Maar de kinderen hadden dan nog wel een persoonlijke vordering tegen hun vader voor de helft van de waarde van de roerende goederen bij het overlijden van moeder. Derhalve had vader een schuld tegenover zijn kinderen die in het passief van zijn nalatenschap diende opgenomen te worden. Dat is wellicht niet gebeurd.
Gelet op het overlijden van de vader-vruchtgebruiker hadden de kinderen in de daartoe bestemde rubriek ook melding moeten maken van het uitdoven van het vruchtgebruik op de helft van het onroerend goed (en de roerende goederen), zoals de Rechtbank terecht opmerkt.
Last but not least, is er een derde fout, ditmaal van Vlabel. De kinderen werden door Vlabel niet attent gemaakt op het feit dat de aangifte onjuist was. Het aangeven van goederen in het gemeenschappelijk vermogen bij het overlijden van een langstlevende echtgenoot is echter een vergissing die bij een eerste lezing door Vlabel kon worden opgemerkt . Zoals de Rechtbank terecht stelt was er bij het overlijden van vader geen sprake meer van een gemeenschappelijk vermogen dat immers ophield bij het overlijden van de moeder in 2000. Er was dan ook nog slechts sprake van een “eigen vermogen” van de vader. De Rechtbank merkt bovendien op dat Vlabel bij de ontvangst van de aangifte moest hebben vastgesteld dat er sprake was van een foutieve aangifte. “Al was het maar doordat sprake was van de aangifte van een gemeenschappelijk vermogen, terwijl de erflater een weduwnaar was zodat er geen sprake kon zijn van een gemeenschappelijk vermogen. Daarbij was verweerster ook op de hoogte van de aangifte van nalatenschap van de moeder en kon zij derhalve ook onmiddellijk vaststellen dat er een fout in de aangifte gebeurde”. Derhalve moest die fout worden medegedeeld aan de aangevers met de vraag om deze vergissing recht te zetten (zie reeds M. DONNAY, Commentaar op het Wetboek der Successierechten, Brussel, Van Buggenhoudt, 1949, nr. 850, p. 574). Dat is ten onrechte niet gebeurd. In vroegere tijden (toen er nog lokale ontvangers waren) zou de ontvanger de kinderen (of hun notaris) hierop attent hebben gemaakt, zou de vergissing zijn rechtgezet en zou het dossier in 2020 netjes zijn afgesloten.
De Rechtbank merkt overigens terecht op dat Vlabel zelf een schatting had laten verrichten waaruit moest blijken dat de aangegeven waarde de waarde was van het gehele onroerend goed, en niet van de helft. “Er kon derhalve door verweerster (Vlabel) niet van uitgegaan worden dat de waarde zoals aangegeven door eisers slechts zou overeenkomen met de helft van de waarde van het onroerend goed”.
Het gevolg van één en ander is dat :
• Een verzoek tot ambtshalve ontheffing werd ingediend (enkel voor de overmatige belasting op het onroerend goed ingevolge een materiële vergissing; niet voor de overmatige belasting op het roerend vermogen, wat iets minder voor de hand lag);
• Vlabel het been na bezwaar stijf hield;
• Een vordering bij de bevoegde Rechtbank werd ingesteld;
• De zaak pas in 2025 kon worden afgesloten (of later indien Vlabel hoger beroep zou instellen).
Dat kost allemaal geld, voor de belastingplichtige en voor de maatschappij (wij allemaal). Er moet een advocaat worden ingeschakeld en de Rechtbank wordt onnodig belast. Voor zo’n relatief beperkte nalatenschap is dat allemaal weggesmeten geld. Weliswaar hebben de kinderen recht op een rechtsplegingsvergoeding (in casu 1.726,74 euro), maar het is niet zeker dat die alle advocatenkosten dekt. De toegekende moratoriumintresten zijn, gelet op de kleine bedragen, eveneens ontoereikend om de schade te vergoeden. Immers, de kinderen zitten gedurende vele jaren met een procedure voor de Rechtbank in hun hoofd. Die schade zou ook moeten vergoed worden.
C. Beoordeling
Dit alles had kunnen vermeden worden.
Ik pleitte recent voor de verplichting een aangifte van nalatenschap te laten indienen door een notaris of een andere professioneel, deskundig inzake erfbelasting. Er werd kritisch gereageerd. De notaris is duur en maakt soms ook fouten. Het opmaken en indienen van een aangifte van een nalatenschap zonder noemenswaardige juridische en/of feitelijke problemen hoeft echter niet onredelijk duur te zijn. Van een professioneel mag verwacht worden dat hij geen fouten maakt, zeker niet in eenvoudige nalatenschappen zoals voormeld. Maar dan moet die activiteit ernstig genomen worden en binnen het (notaris)kantoor niet toevertrouwd worden aan medewerkers zonder de nodige ervaring.
Ook bij Vlabel kan het beter. Anders dan vroeger kan “Jan met de pet” niet even raad gaan vragen aan “zijn” ontvanger om de hoek. Professionelen kunnen vragen stellen aan Vlabel die er snel op antwoordt. Maar “Jan met de pet” weet dat niet altijd. De afstand tussen hem en Vlabel is veel te groot, letterlijk en figuurlijk. Zoals gezegd had Vlabel ook onmiddellijk de kinderen moeten waarschuwen dat de aangifte onjuist was. Vlabel wil dat “Jan met de pet” zelf een aangifte nalatenschap zou kunnen indienen. Vandaar het voorgedrukte aangifteformulier en de toelichting op de website. Maar als dat de insteek is, dan moet Vlabel ook aannemen dat er fouten kunnen worden begaan. Zich na de fout streng opstellen is niet redelijk. Toelaten dat “Jan met de pet” fouten begaat en hem vervolgens daarvoor sanctioneren door een overmatige erfbelasting en/of een (zware) belastingverhoging op te leggen en alleszins door hem op te zadelen met een procedure voor de Rechtbank (en soms het Hof), is niet logisch. De man in de straat begrijpt dit niet, terecht. Het is dan ook zeer juist wat de Rechtbank stelt: “daarbij is het aangifteformulier van nalatenschap dat door de erfgenamen moet worden ingediend van dien aard dat materiële vergissingen niet uit te sluiten zijn“. Men kan dat oplossen door in bijzondere formulieren te voorzien bv. voor het overlijden van een weduwnaar/weduwe. Maar daardoor zullen niet alle fouten kunnen worden vermeden.
Ook de overheid is in gebreke. Voor dergelijke fouten moet er een soepele procedure bij een onafhankelijke bemiddelingsdienst bestaan. Vlaanderen beschikt daar niet over, ten onrechte. Ook aan de procedure kan worden gesleuteld. Het is niet logisch dat fouten in een aangifte enkel binnen de drie maanden na ontvangst van het aanslagbiljet kunnen rechtgetrokken worden , maar dat Vlabel vijf jaar de tijd heeft om haar fouten recht te zetten. Weliswaar kan de belastingplichtige binnen de vijf jaar een ambtshalve ontheffing vragen, maar de toepassingsvoorwaarden daarvoor zijn zeer streng en worden streng toegepast.
Het is geen geheim dat “Jan met de pet” zich vaak neerlegt bij een onjuist aanslagbiljet en geen verdere stappen onderneemt. Hij betaalt om heel die procedure en de psychische last niet te moeten ondergaan. Dat is niet gezond. Dat is ook niet democratisch en sociaal. De Vlaamse regering wil de fiscale druk in de erfbelasting voor kleine en middelgrote nalatenschappen verlagen. Dat is uiteraard goed, maar als er bij kleine nalatenschappen fouten worden gemaakt (door de belastingplichtige of door Vlabel) dan moet dit makkelijk, snel en kosteloos kunnen rechtgezet worden.
Het is te hopen dat Vlabel geen hoger beroep instelt. Dat zou niet redelijk zijn.
Nicolas Geelhand de Merxem
Prof. (em.) dr. Universiteit Antwerpen