Alweer een karrevracht standpunten relevant voor successieplanning
Op 3 januari 2017 werden 13 nieuwe standpunten inzake erf- en registratiebelasting gepubliceerd op de website van Vlabel. Een groot aantal van deze standpunten is van belang voor de successieplanning. Het is niet mogelijk om in deze nieuwsberichten op al deze standpunten diep in te gaan. Wel is het nuttig om een aantal opmerkingen te maken.
Inzake bedingen van aanwas en van terugval is er niet veel nieuws. De bestaande regels worden bevestigd. Een beding van aanwas tussen echtgenoten wordt nog steeds, volledig ten onrechte, geacht onder kosteloze titel te zijn overeengekomen. Opmerkelijk is wel de uitspraak dat een beding van aanwas tussen niet-gehuwden geacht wordt onder bezwarende titel te zijn overeengekomen. Van een discriminatie gesproken.
Bij schenking door twee echtgenoten onder voorbehoud van vruchtgebruik en met aanwas van het vruchtgebruik bij het overlijden van één van de schenkers, genereert deze aanwas nog steeds geen heffing van schenkbelasting. Opgelet! Aanwas van rente -en zelfs het behoud van de helft van de rente-, zijn wel belastbaar in de erfbelasting als de echtgenoten gehuwd zijn onder een gemeenschapsstelsel (art. 2.7.1.0.6 VCF). De schenking door één echtgenoot met voorbehoud van vruchtgebruik en terugval van dit vruchtgebruik ten voordele van de langstlevende echtgenoot, leidt wel tot heffing van erfbelasting op grond van art. 2.7.1.0.3, 3° VCF. Terugval van rente ook, maar dan op grond van art. 2.7.1.0.6 VCF.
De wettelijke samenwoners en het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen. Echtgenoten gehuwd onder een gemeenschapsstelsel of onder een stelsel van scheiding van goederen met een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen, kunnen roerende en onroerende goederen inbrengen in dat gemeenschappelijk vermogen. Zij genieten daarbij twee voordelen: de inbreng is een huwelijksvoordeel en geschiedt derhalve onder bezwarende titel enerzijds en het verkooprecht is niet van toepassing (bij inbreng van in België gelegen onroerende goederen) anderzijds.
Wettelijk samenwonenden kunnen goederen inbrengen in een tussen hen opgericht toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen, maar omdat dit vermogen niets meer is dan een onverdeeldheid, is het verkooprecht op de helft van de waarde van het ingebrachte onroerend goed wel van toepassing. Vlabel sluit zich aan bij het bestaande federale standpunt dienaangaande. Andermaal wordt met het statuut van de wettelijke samenwoning de wettelijke samenwoners een loer gedraaid. Wie (huwelijks)voordelen wil, kan best huwen.
Verdeelrecht – Beëindiging onderonverdeeldheid. In dit standpunt neemt Vlabel een drietal bestaande regels over inzake de heffingsgrondslag bij de beëindiging van een onderonverdeeldheid. Zie, voor deze oude regels, F. WERDEFROY, Registratierechten 2012-13, II, Mechelen, Wolters Kluwer, 2013, nr. 968, p. 1325-1326.
Progressievoorbehoud – Schenking binnen de 3 jaar – Beginpunt van de termijn van 3 jaar. Het “saucissoneren” van schenkingen van onroerend goed of het om de drie jaar schenken van een schijf onroerende goederen, is sinds 1 juli 2015 interessanter geworden gelet op de verlaging van de tarieven voor deze schenkingen. Belangrijk is te weten vanaf wanneer de termijn van 3 jaar begint te lopen. Welnu, deze termijn begint te lopen vanaf de datum van de authentieke schenkingsakte.
Belastbare grondslag levensverzekeringen verbonden aan een beleggingsfonds (Tak 23). Tak 23-levensverzekeringen zijn nog altijd trendy. Overlijdt het verzekerd hoofd, dan wordt het kapitaal uitgekeerd aan de begunstigde. Dit kapitaal wordt belast met erfbelasting op grond van art. 2.7.1.0.6 VCF. Bij fictieve legaten doet men alsof de verkrijger uit de nalatenschap verkrijgt. De belastbare verkrijging wordt dan ook logischerwijze gewaardeerd op de dag van het overlijden. Bij tak 23-verzekeringen verschilt de waarde op datum van overlijden vaak van het later werkelijk uitgekeerde bedrag. De federale administratie belastte het werkelijk uitgekeerde bedrag (dat hoger of lager kan zijn dan de waarde op de dag van het overlijden). VLABEL ziet het anders en belast de waarde op de dag van het overlijden, ongeacht of het later uitgekeerde bedrag hoger of lager is dan de waarde op overlijdensdatum. M.a.w., de begunstigde zou dus erfbelasting kunnen verschuldigd zijn op iets wat hij niet krijgt. De reden is volgens Vlabel dat het oude federale standpunt indruist tegen een gelijke fiscale behandeling van de belastingplichtigen (sic). Het oude federale standpunt sluit echter veel beter aan bij de sinds 1936 wettelijk bekrachtigde regel dat een erfgenaam of legataris niet het slachtoffer mag zijn van een plotse daling van de waarde van effecten kort na het overlijden, terwijl hij deze effecten niet onmiddellijk kan te gelde maken en zich dus niet kan behoeden voor een plotse beursdaling (vgl. art. 2.7.3.3.2, lid 1, 3° en lid 2 VCF).
Belastingverhoging wegens tekortschatting (in de erf- en registratiebelasting) in geval van meerdere (onroerende) goederen. Zijn er meerdere (on)roerende goederen aangegeven en wordt voor sommige wel een tekortschatting vastgesteld en voor de andere niet (ongeacht of alle goederen al dan niet zijn gecontroleerd), dan wordt de belastingverhoging steeds per afzonderlijk goed bepaald. Dat volgt volgens VLABEL uit de tekst van art. 3.18.0.0.13 VCF (registratiebelasting). Art. 3.18.0.0.8 VCF (erfbelasting) is gelijkluidend. Vroeger was dat anders, met name in de successierechten (zie art. 127 (oud) W.Succ.). Om uit te maken of de minimumdrempel (toen een/achtste) werd overschreden, werd eerst het totaal van de aangegeven waarden van de goederen waarvoor een tekortschatting werd vastgesteld, opgemaakt (zie J. DECUYPER en J. RUYSSELDT, Successierechten 2015, II, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, nr. 2068-2069, p. 1609-1610).
Vervreemding vruchtgebruik na vervreemding met voorbehoud van vruchtgebruik. Een vader schenkt bij Belgische notariële akte roerende of onroerende goederen aan zijn kinderen onder voorbehoud van vruchtgebruik. De schenkbelasting wordt geheven op de waarde van de volle eigendom (art. 2.8.3.0.1, §2, 5° VCF). Later wil de vader het vruchtgebruik aan zijn kinderen schenken. Die schenking is vrijgesteld van schenkbelasting om de goede reden dat er reeds op de volle eigendom schenkbelasting is betaald (art. 2.8.6.0.1, eerste lid, 1° VCF). VLABEL preciseert nu dat dit eveneens het geval is wanneer bij de schenking van de blote eigendom de schenkbelasting is voldaan door de schenker op grond van een conventioneel beding in de schenkingsakte waarbij de schenker de schenkbelasting ten laste heeft genomen (id quod plerumque fit). Wettelijk gezien is de begiftigde immers de belastingplichtige. Deze nieuwe precisering is nuttig.
N. Geelhand de Merxem